De kunstkritiek verliest terrein in de media. Dat is geen goede zaak, stelt Florian Malzacher, want „kritiek en kunst zitten aan twee verschillende kanten, maar dan wel van dezelfde boot“.
Een zwart kamermeisje veegt in de marmeren box op het podium de vloer aan. Ze veegt en veegt, haar bewegingen worden langzaam, slow motion. Dan, na een pauze vol van luid dreunend geruis: absolute stilte. Alsof elk geluid was weggevaagd. En in die stilte, in de felle, naakte, marmeren ruimte zit een baby, pas enkele maanden out. Hij zit en kijkt vol ongeloof. Hij grijpt twijfelend naar een zwarte beker, zonder zich aan de blik van de toeschouwers te storen, stoot die omver en drie dobbelstenen rollen over de witte vloer. Een surreële droom, een filmscéne misschien, maar dan met een elektriserende fysieke aanwezigheid. En het publiek durft nauwelijks te ademen om het kind niet te laten schrikken. Om het beeld niet te verstoren. Om geen verantwoordelijkheid te nemen.
Hoe vat je aanwezigheid in taal? Op basis van welke criteria beoordeel je het optreden van de baby? Mogen ze dat doen? Welke ethische principes gelden er voor kunst? Wat beschrijf je als er geen plot te beschrijven is, geen acteerprestatie, geen dialogen? En hoe juist is de herinnering?